zondag 17 april 2011

Tijdens de oorlog

In 1999 was ik voor het eerst in Congo. Voor mijn familie en vrienden was het geen verrassing. Ik benutte (uiteraard) het aanbod van mijn buurjongen om hem te vergezellen op zijn afscheidsreis.  Ondanks de situatie op dat moment. Congo maakte een burgeroorlog door waar 9 Afrikaanse landen bij betrokken waren en daarom ook wel Afrikaanse Wereldoorlog wordt genoemd. In die tijd werd Congo overspoeld door rondtrekkende milities bestaande uit niet betaalde, slecht toegeruste heel jonge soldaten uit allerlei landen.
We probeerden in de aanloop van ons vertrek de frontlinie vanuit Europa te volgen. De enige manier waarop we in noordoost Congo het vliegveld in Kisangani konden bereiken was via Goma (grensplaats met Rwanda) of via Entebbe in Oeganda. We kozen voor  Entebbe en op 25 juni 1999 stapte ik daar voor het eerst op Afrikaanse bodem. Het kostte vier dagen om een ticket naar Kisangani te veroveren. Door de oorlog was er al twee weken niet meer gevlogen op Kisangani. Het bleef spannend tot het laatste moment, maar op 29 juni vertrokken we samen met een grote groep soldaten (op weg naar het front) naar Kisangani. Kisangani 29 juni 1999, Procure St. Ann: “Eindelijk gingen de deuren open. De hitte viel als een wollen deken op me en door de geur van … tsja van wat? werd adem halen een opgave. Onder aan de vliegtuigtrap werden de paspoorten met bagagelabels ingenomen. We werden door soldaten naar een gebouw gedirigeerd. Overal kogelgaten, geen glas meer in de ramen, geen deuren, geen plafonds… Alles in het gebouw is gesloopt. Ik moest nodig een toilet opzoeken, maar besloot wijselijk te proberen mijn buik op andere gedachten te brengen. Ongelooflijke ellende, nog het meest zichtbaar in de ogen van mannen in kapot gescheurde overals. Bedelende ogen overal. Heel veel soldaten met automatische wapens. Kindsoldaten… ik kende ze tot nu toe alleen van TV-beelden. Jongens van misschien 14 jaar met een geweer dat ze nauwelijks kunnen dragen. Broodmager. Ze zetten plastic zakjes met drinkwater aan hun mond dat hier aan de Congorivier wordt verkocht. Er is mij verteld dat ik met hen het meest voorzichtig om moet gaan: “Ben op alles bedacht en zorg dat je ze niet te na komt: ze zijn onvoorspelbaar door invloed van zwarte magie en drugs”. ’s Nachts moet ik bedacht zijn op geweerschoten. Rwandezen en Oegandezen die hier in de stad zijn gelegerd “schieten dan in de lucht” om elkaar angst aan te jagen, alsof ík dat geloof! Morgen is Onafhankelijkheidsdag. Wat zal die dag brengen?”
1999 was een reis vol hindernissen: road blocks in materiële en menselijke zin en veel bijzondere ontmoetingen. Isangi 22 juli 1999: “Ik reed in de Landrover die door de soldaten van Kabila (senior)  is gebruikt. Opeens zag ik twee soldaten langs de kant van de weg die een stopteken gaven. Ik kon nog net de filmapparatuur verstoppen bij de voeten van J. Ik stopte en de soldaten vroegen of ze mee konden liften naar Isangi. We hadden geen keuze. Geweren maken tegenwerpingen sowieso zinloos. Ik vroeg J. om verder te rijden, omdat ik het te riskant vond zonder Congolees rijbewijs. J. ging met de soldaten aan de praat. Ze hadden al onder “drie heren” gevochten: Mobutu, Kabila (senior) en de rebellen. Kabila en de rebellen hadden hun gegijzeld en gedwongen om mee te vechten. Anders werden ze gedood. Eén soldaat had drie jaar middelbare school en de ander wilde graag naar de universiteit. Zal dat er nog ooit van komen? J. vroeg of hij een foto mocht maken. Ik begreep helemaal niets van deze vraag. Met knikkende knieën stond ik voor de Landrover.”

Lokutu, 5 juli 1999: “Congo: een totaal andere wereld in oorlog. Iedere dag weer het gevecht om in leven te blijven. De onmenselijke ellende is echt: holle wangen en dikke buiken. Ik ruik de geur van de armoede. De mensen zeggen hier dat ze moed putten uit mijn aanwezigheid. Welke bijdrage kan ik hier leveren?. Ik voel me zo klein, omdat alles hier zo groot(s) is.” ©

Geen opmerkingen: