zondag 27 maart 2011

Mpete: vrouwen met daadkracht


Er wordt gezegd dat Congo het ergste land ter wereld is om vrouw te zijn. Wie kent de verhalen niet over  verkrachtingen van vrouwen, kinderen en mannen in Congo die ook nu nog elke dag doorgaan. Er zijn geen woorden voor om deze wreedheid te beschrijven. Maar ik weet niet wat minder erg of erger is in vergelijking met andere delen van de wereld. Wie kan daarover oordelen? Ik zeker niet.

Wanneer ik met vrouwen in de Mombesa spreek, zie ik soms holle ogen zonder hoop. De jarenlange oorlog en ellende en dagelijkse zorg om eten voor de kinderen heeft zijn tol geëist. Het gaat economisch gezien wel iets beter dan in 1999 (eerste reis naar Congo), maar het is nog steeds elke dag sappelen om de eindjes aan elkaar te knopen. Dat geldt zeker voor de pygmeeënvrouwen in het oerwoud, zonder veldje waar ze maniok of maïs op kunnen verbouwen. Wanneer dan ook de jacht geen buit oplevert, eten vrouwen en kinderen bitter weinig. Voor kleding en gebruiksvoorwerpen (pannen, emmers) is al helemaal geen geld.  De emmers waarmee door de vrouwen en kinderen water ver van het kamp wordt gehaald hebben vaak gaten met alle gevolgen van dien. In het pygmeeënkamp Mpete werd ik in 2011 bij een groep vrouwen geroepen. Ze wilden met me praten. Uit mijn dagboek, 5 januari 2011, Mpete: “A. heeft de twee kampen die nu in Mpete aanwezig zijn 20 kg zout gegeven. Hij wilde het aan de vrouwen geven. Niet alleen de chief van Mombeka, maar ook de pygmeeënmannen gaven te kennen dat dat niet in hun traditie paste… De vrouwen zijn net weg. A. en ik hebben onder het afdak van “onze” hut een hele tijd met ze zitten praten. Ze hebben geen kleren voor henzelf en hun kinderen. Ze lopen werkelijk in vodden. Een paar vrouwen hadden al eerder de moed gehad om me aan te spreken of ik iets voor ze had. Vragende ogen, vingers die langs mijn blouse en broek strijken… Ik weet wat ze willen en voel me zo machteloos. Wat doe je in een kamp met 17 families met een paar t-shirts? Alle 17 vrouwen een lap stof  van $10,- en een baal tweedehands kinderkleding van $ 250,-. Inclusief transport vanuit Kisangani (ruim 350 km) kom je op een totaalbedrag van $ 500,- Daar vinden we vast een sponsor voor.
Alle jongens/mannen die tijdens ons gesprek binnen hoorafstand  kwamen werd duidelijk te verstaan gegeven dat ze zich moesten verwijderen. De vrouwen zijn doodsbang dat hun plan in duigen valt. De “aanvoerdster” van het stel, Elisabetha, is heel duidelijk: wanneer de mannen te weten komen dat een baal tweedehands kleding onderweg is naar Mpete wordt deze afgenomen. Ze is zeer expressief, vurig in haar uitdrukking. Het grootste risico vormt de Bantoebevolking met de chief van Mombeka, die vindt dat deze pygmeeën tot zijn eigendom behoren. Maar de vrouwen zijn ook niet zeker van hun eigen mannen en zonen. Ze zouden de kleding kunnen verkopen en van het geld drank of drugs kopen. De vrouwen hebben bedacht dat ze de kleding zelf in Yamombelemu gaan ophalen bij Antoine, want in hem hebben ze vertrouwen. Ze trekken door het oerwoud naar Yamombelemu omdat ze bang zijn dat ze anders worden opgemerkt. Wat een lef en daadkracht! Wanneer ik aangeef dat ik hun plan steun zie ik lichtjes in hun ogen opvlammen. Ze vertellen dat ze net als andere vrouwen kleding willen dragen, zich mooi willen voelen.” Inmiddels weet ik dat de kleding door A. in Kisangani is gekocht en van daaruit per prauw en fietsen naar Yamombelemu is vervoerd. Ik heb er vertrouwen in dat het de vrouwen lukt deze in Mpete te laten aankomen. ©

Geen opmerkingen: