zondag 24 januari 2016

C’est un miracle!


Ik rij op 26 december op m’n mountainbike van Kumu naar Sombo, de weg richting Soedan. Het is niet meer dan een pad door het oerwoud. Zand wordt afgewisseld met kleine rode steentjes. In beide verlies ik soms de controle over mijn voor- of  achterwiel. Ik moet mijn hoofd erbij blijven houden, ook op de relatief vlakke stukken, want er zijn veel diepe richels en allerlei andere onvoorziene obstakels, zoals bruggetjes van boomstammen. Op de  korte soms venijnige heuveltjes dans ik op een klein verzet naar boven. Melchior, mijn fietsmaatje stapt dan af. ‘I’m waiting for you’, roep ik.  En hij antwoordt: ‘Ok!’ Ik weet dat ik zo lang mogelijk alleen zal doorrijden. M’n hart maakt namelijk vreugdesprongetjes, ondanks of misschien wel dankzij het hobbelige pad, maar zeker wanneer ik in m’n uppie de bewoners van het oerwoud kan begroeten.  ‘Mbote! [Goedendag]’,’ Mundele! [Witte]’. Ik zie de verwonderde blikken en ook de blijdschap. Ik kom op mijn fiets naar ze toe en dat voelt goed.  



Aan het eind van een wat langere klim staat een paal met een vlag. André vertelt me later dat het de vlag is van een politieke partij.  Dan zie ik André en Okke bij een hut aan de rechterkant van het pad. Ze roepen me, ik rij naar de hut en stap af. ‘Er is een kindje geboren, een jongetje. Ik heb foto’s proberen te maken. Wil jij het ook nog even proberen? Het is zo donker’, zegt Okke’.  Ik pak de camera en loop naar de ingang van de hut. Nadat m’n ogen gewend zijn aan het donker, zie ik in het eerste deel van de hut twee vrouwen zitten met een baby. 
Hij heeft een lichte huidskleur, ziet er wat verfrommeld, maar oh zo lief, uit. Na de ‘oh’s’ en ‘ah’s’ en het maken van een paar foto’s stap ik weer op m’n fiets en vervolg m’n weg.

Op 28 december ben ik weer op weg van Kumu naar Sombo, maar nu stoppen we in Banabendea, omdat André daar in een kerkje een H. mis gaat opdragen. Ik  heb bij André nog even gecheckt waar het is: bij de vlag en op de plek waar het kindje is geboren. Wanneer ik aankom, staat een grote groep mensen te zingen en te dansen op het ritme van de trommels. Wat een warm welkom! Tientallen mensen geef ik een hand. Handenschuddend word ik naar de payot geleid en moet op de beste stoel plaatsnemen, samen met de notabelen van Bababendea. Nadat ik de twee bananen heb verorberd die ik ’s ochtends in mijn rugzak heb gestopt, wordt direct een tros bananen op de tafel voor me gelegd. We zijn in ‘bananenland’. 


De kinderen hangen nieuwsgierig achter me over de rand van de payot. Met mijn telefoon maak ik een paar foto’s, ook van hen en ze vinden het geweldig. 

We zijn bijna aan het einde gekomen van de H. mis, wanneer een vrouw met een baby op de arm en een man naar voren komen. Ik zie dat het de moeder met de baby is die we Tweede Kerstdag in hun hut hebben ontmoet. Op een gegeven moment draait André zich om en zegt: ‘De baby heeft nog geen naam. En omdat jullie de eersten waren die hem hebben gezien, moeten jullie hem een naam geven’. Wat een eer..., maar ook een grote verantwoordelijkheid, denk ik. In Nederland zijn aanstaande ouders wel negen maanden druk met die opgave.  Het blijft even stil en ik kijk wat vertwijfeld naar Okke.  ‘Naar je vader, Felix’, zegt Okke. Het was in een flits ook door mijn hoofd gegaan…  ‘Tsja,… dat zou wel heel mooi zijn’ zeg ik. Ik verzamel moed… ‘Felix, zeg ik tegen André, ‘Naar mijn vader’. André richt zich naar de ouders en zegt ‘Felix, naar de vader van Henriette, die in maart is overleden’. Ik kijk gespannen naar de reactie van de ouders en alle anderen in het kerkje. De vader kijkt me heel blij aan en steekt  zijn duim in de lucht. In het kerkje buigen mannen en vrouwen hun hoofd en nemen hun hoofd in hun handen. Eén oude man staat op, werpt huilend z’n armen in de lucht en loopt naar buiten. Ik begrijp er niets van. En André ook niet,  zo vertelt  hij later. ‘C’est un miracle! C’est un miracle!’ C’est un miracle!’ wordt er geroepen. De vader van de vader van Felix, heette net als mijn vader: Felix! De man die huilend naar buiten liep was opgevoed door de Felix uit Banabendea .

Wanneer ik ’s avonds in de hut in Sombo op bed lig, vertel ik mijn vader in gedachten  het verhaal. Ik zie z’n gezicht voor me. Hij glimlacht, zoals hij alleen dat kon, voorzichtig, tevreden…. En ik weet dat het goed is.