zondag 27 februari 2011

Wat een plezier!

In Mombongo is in  november 2010 met de financiële ondersteuning van Bondeko de eerste klas van de kindergarten gestart. Ze krijgen nu nog les in het kerkgebouw, maar voor de zomer nog is het gebouw zo ver klaar dat één klaslokaal, kantoor en opslagruimte in gebruik genomen kunnen worden. Het is een openbare en officiële kleuterschool voor kinderen van 3,5 tot 6 jaar. In de Mombesa is het gebruikelijk dat kinderen pas vanaf 6 jaar naar school gaan. Dat geldt zeker niet voor alle kinderen en slechts een handvol redt het tot in de zesde klas en het staatexamen dat recht geeft op een vervolgopleiding. Ik ben in 2009 in basisscholen geweest waar in de zesde klas maar 8 leerlingen zaten, terwijl ze met 70 in de eerste klas waren begonnen. Verzuim is voor ouders en leerlingen geen thema. Wanneer het rupsentijd is worden rupsen gezocht en eten is belangrijker dan lessen volgen. Meisjes maken zelden de basisschool af en pygmeeënkinderen gaan sowieso bijna nooit naar een school van de Bantoes. De pygmeeën voelen zich als eenling niet thuis op een Bantoeschool en kunnen ook het schoolgeld niet betalen. In een enkel pygmeeënkamp is een aparte basisschool. Uit mijn dagboek (Mpete, 5 januari 2011): “Vanochtend stond een tiental kinderen in rijen opgesteld voor de basisschool het volkslied te zingen. Een oud stuk rails diende als schoolbel. Hoe ze daar aan komen? Ze marcheerden door het kamp. Alsof deze kinderen gebrek hebben aan lichaamsbeweging…”. De landelijke overheid heeft voor dit schooljaar besloten dat voor de eerste drie leerjaren geen schoolgeld betaald hoeft te worden. De ouders moeten wel nog een extra bijdrage (in geld of goederen) aan de leraren betalen. De leraren krijgen slechts een heel karig salaris dat op deze wijze wordt aangevuld...

In de kleuterschool leren de kinderen de beginselen van de Franse taal en op sociaal en cognitief vlak wordt een goede basis gelegd voor verder leren op de basisschool. Moeders hebben meer hun handen vrij om op de markt waren te verkopen of voedsel te koken en de meisjes hoeven tijdens schooltijd niet meer op te passen op hun jongere broertjes of zusjes. Het loopt storm in de kleuterschool in Mombongo. Er zitten al 43 kinderen in de klas en er zijn nog veel meer aanmeldingen. A. vertelde dat hij bij de kinderen na twee maanden al duidelijk verschil ervaart. Ze kennen hun eigen naam en begroeten hem door het geven van een hand. Uit mijn dagboek (Mombongo, 25 december 2011): “Het is heel spannend om naar ons toe te komen. Een paar kinderen overwinnen hun angst. Ze geven een hand en stellen zich voor. Daarna sprinten ze, zichtbaar opgelucht en giebelend, snel naar hun vriendjes: “ik heb het gedurfd!”, hoor ik ze roepen.”

Op 11 januari 2011 hebben Okke en ik een ochtend doorgebracht in de kindergarten. Het was heerlijk om de enthousiaste lerares aan het werk te zien. Ze leerde de kinderen met behulp van een meegenomen banaan een paar woorden Frans: je mange une banane. Buitenspelen gebeurde door de 43 kinderen met welgeteld één bal. Maar het plezier is enorm! Uit mijn dagboek (Mombongo, 11 januari 2011): “A. haalt uit een grote kist het spelmateriaal. Ik schrik er van. In mijn ogen is het een grote zooi: twee duploblokjes, een half popje, drie legoblokjes, een plastic beestje etc. Incompleet, te weinig om daadwerkelijk mee te bouwen…. De kinderen kennen helemaal geen speelgoed. Zij spelen met alles in en rond het huis: zand, takjes, machete. A. vertelt dat hij alleen dozen speelgoed kan kopen in Kisangani: tweede?hands, ongesorteerd en incompleet. Ik vind het geen goede zaak om spullen in te voeren in Congo. Het transport is veel te duur en daarnaast steun ik liever de economie van Congo. Maar in dit geval lijkt er niets anders op te zitten. Dit moet anders! Ik droom van een kindergarten met houten blokken en een Afrikaans “keukentje” met potten en pannen op het houtvuur…”. ©

zondag 20 februari 2011

De kracht van vrouwen

Vrouwen vormen het hart van de gemeenschap. Ze bestieren het “huishouden” en dat is in Congo geen sinecure: velden onderhouden, stookhout en water halen, maniok verwerken, eten koken, kinderen verzorgen en opvoeden, waren klaar maken en verkopen op de markt… Ze zijn voortdurend in de weer en wanneer nodig tot diep in de nacht.

Uit mijn dagboek van 7 januari 2011: “Tot drie uur vannacht was het zingen van de vrouwen te horen. De maniok heeft vier dagen in rivierwater gelegen om te ontgiften (cyanide) en werd gestampt en in bladeren gerold. Deze rollen worden dan nog minimaal drie uur gekookt om alle microben te doden en dan pas is de chikwanga klaar. De oude(re) vrouwen hebben soms een tatoeage in hun gezicht. A. vertelde dat over de achtergrond de meningen sterk uiteen lopen. Eén verhaal is dat dit gebruik is ontstaan in de slaventijd. Vrouwen werden op deze wijze minder interessant en waardevol voor slavenhandelaren. Bij jongere vrouwen heb ik het nog nooit gezien.” Wat mannen doen? Velden aanleggen, vissen, jagen… en rond hangen en zitten. Ik zie wel dat er wat verandert: jongere mannen hebben ook wel eens een kind op schoot… Vrouwen hebben een enorme kracht. Letterlijk en figuurlijk verzetten ze bergen, omdat ze willen dat hun kinderen het beter krijgen. Mijn ervaring is dat wanneer vrouwen samen echt iets voor elkaar willen krijgen, dat meestal ook lukt.
In mei 2009 ontmoette ik in Mombongo een vrouw die heel erg graag alfabetisering wilde starten. We noemden haar de “vrouw met de skimuts”. De mussen vielen van het dak, maar zij had haar gebreide muts op… Zij zelf kon lezen en schrijven en ze heeft een administratieve functie in overheidsdienst. Ze sprak met name de jonge vrouwen aan en het was haar gelukt om deze te mobiliseren. Vrouwen die hun toekomst, hun leven (meer) zelf in handen wilden nemen en hadden ontdekt dat leren lezen en schrijven het begin daarvan kan zijn. De “vrouw met de skimuts” belegde een vergadering met deze vooral jongere vrouwen. De groep vrouwen verenigd in de Mama Mboto (vertaling: vrouwen van de vrede) en vooral de voorzitter, begon een tegenoffensief. De voorzitter zorgde er voor dat ze op hetzelfde moment een vergadering plande, waardoor de vrouwen moesten kiezen tussen de twee bijeenkomsten. Uiteindelijk heeft de “vrouw met de skimuts” het opgegeven. Jammer voor nu, maar er komt een moment dat het haar of een andere vrouw wel lukt. De filosofie van Bondeko is dat initiatieven (financieel) ondersteund worden wanneer de gemeenschap heeft aangetoond er voor te willen gaan.

Er gebeuren kleine wonderen in de Mombesa. Op twee na alle vrouwen van Bondamba kunnen inmiddels lezen en schrijven. De twee vrouwen die niet wilden of durfden mee te doen aan het alfabetiseringsproject (van Bondeko) hebben er inmiddels spijt van. In januari 2011 waren we in Yakate. Een van de vrouwen van Bondamba is daar met haar gezin naar toe verhuisd. Ze heeft subiet een groep vrouwen om haar heen verzameld en is in de basisschool een naaiatelier gestart. Bondeko gaat deze vrouwen nu helpen bij de bouw van een hut die gebruikt zal worden als naaiatelier en als alfabetiseringscentrum. In Jamombelemu is het alfabetiseringscentrum bijna klaar en nemen, naast 28 vrouwen, sinds kort 17 mannen deel aan het eerste leerjaar van de alfabetisering. De eerste mannen! ©

zondag 13 februari 2011

Kleine Henriëtte

Wanneer we op onze reizen pygmeeën bezoeken nemen we altijd in Bondamba gemaakt zeep, zout en medicijnen mee. Soms ook gebruiksmaterialen zoals scheppen en machetes om land te bewerken. Pygmeeën zijn van oudsher nomaden, maar moeten zich door de houtkap en de klimatologische veranderingen steeds vaker vestigen in kampen. Ze kunnen niet meer van het oerwoud alleen leven. In een kamp  proberen ze een veldje aan te leggen en maniok te verbouwen. Ze hebben geen geld, waardoor ze geen gebruik kunnen maken van de overheidsziekenhuisjes die in abominabele toestand verkeren en waar de corruptie vaak welig tiert. Een positieve wending is dat de overheid vorig jaar elke familie drie muskietennetten heeft verstrekt en lepra en TBC gratis worden behandeld.
In het kamp Mpete was een moeder die waarschijnlijk TBC heeft, maar we konden haar niet bewegen om naar een ziekenhuis te gaan. De pygmeeën  zijn bang voor de Bantoebevolking en dat is begrijpelijk gezien hun ervaringen. Pygmeeënkamp Melanga 31 december 2010, uit mijn dagboek: “A. is al twee uur medicijnen aan het uitdelen: vooral middelen tegen wormen, pijnstillers, antibiotica, multivitamine. Er lijkt geen einde te komen aan de rij vrouwen en kinderen. Voor elke patiënt is er aandacht en het kost heel wat moeite om hun uit te leggen wanneer ze welke medicijnen moeten innemen en hoeveel. Okke heeft bedacht dat drie keer per dag gelijk staat aan: wanneer ze opstaan, wanneer de zon het hoogste staat en voor het slapen gaan. Ik vouw in twee maten papieren zakjes van een oude agenda. In deze puntzakjes worden de medicijnen meegegeven.”
Sinds 2005 proberen we op kleine schaal in een aantal kampen de gezondheidssituatie te verbeteren. Uit mijn dagboek 12 juli 2005: “Zowel in Loinzi als Likolo kwamen direct na onze aankomst pygmeeën met kinderen naar A. toe. Eén voor één werden ze geholpen. Hij is dan wel geen arts, maar alles is beter dan niets. De kinderen hebben heel dikke buiken en vreselijke wonden aan voeten en benen.” In 2009 en 2010-2011 lijkt de situatie te zijn verbeterd.


Kleine Henriëtte

Wanneer noodzakelijk, worden de pygmeeën verwezen naar Bondamba. Op 8 januari 2011 gebeurde het volgende. Uit mijn dagboek: “Vanochtend kwam een pygmeeënmoeder met vier kleine kinderen naar de missiepost. Ze had al een maand diarree en malaria-aanvallen. Ze kreeg medicijnen voor haarzelf en de kinderen en wat zout, geitenvlees en rijst. Een dochter ongeveer drie jaar, Henriëtte heet ze, zei: “nu hoef ik vandaag geen potapot (maniok) met zout te eten!” Een omstander zei daarop dat ze dank je wel moest zeggen. Kleine Henriëtte zei in het Lingala: “God bless you.” Toen A. vanmiddag dit verhaal vertelde legde hij een hand op zijn hart en zijn ogen schoten vol tranen. “Ik doe wat ik kan”, zei hij, “maar dat is niet genoeg...” ©

zaterdag 12 februari 2011

"Le ballon est pour les enfants!"

Van 29 tot 31 december 2010 verbleven we in het pygmeeënkamp Melanga. Een stuk of negen hutten met in het dal twee riviertjes. We zouden een naburige markt gaan bezoeken, maar deze vond niet plaats vanwege gebrek aan animo. De grote markt van Hembe beach, aan de Congorivier was i.v.m. de festiviteiten rond oudjaar een dag vervroegd en daar kon men een hogere prijs vragen. Op 30 december 2010 was het op het pad door Melanga een drukte van belang.

Een onophoudelijke stoet van mensen die met waren op weg waren naar de markt in Hembe beach. Zware manden die met een rieten band rond hun voorhoofd op de rug werden gehouden, vol met eenden, kippen, grote bosmuizen, gedroogde vis en gerookte apen. Jongens met aangelijnde varkens die ze met een stok de goede richting in dirigeerden. In het kamp werd even gerust, geruild of bij elkaar wat gekocht. Pygmeeën eten van oudsher geen maniok. In deze tijd van het jaar is echter het voedsel erg schaars. Om wild te bemachtigen moeten ze diep het oerwoud in gaan. We kochten een paar kippen voor de pygmeeën, zodat de kinderen deze dag in elk geval niet alleen maar maniok hoefden te eten. De vrouwen werken de hele dag hard. Ook de allerkleinste kinderen worden ingezet om baby’s te dragen of maniok te schrapen. Ze zijn ook al op heel jonge leeftijd bijzonder behendig met een machete. In Nederland zouden we bij de aanblik van een twee jarige met een machete hemel en aarde bewegen om deze gevaarlijke situatie te beëindigen.
In Melanga hadden de kinderen nog nooit ballonnen gezien. Iedereen noemt ze “bata”, omdat het bedrijf Bata als eerste in Congo ballonnen uitdeelde. De kinderen stonden er mee in hun handen en keken er naar. Toen we lieten zien wat je er mee kan doen, klaarden hun gezichten op. De oudere kinderen bekommerder zich om de kleintjes in het spel met de ballonnen. De sociale cohesie lijkt in de pygmeeëngemeenschap bijzonder sterk.


Uit mijn dagboek op 31 december 2010: “ Ik zit op een stukje riet voor onze hut. A. is al bijna twee uur medicijnen aan het uitdelen. Ook vandaag komt er weer geen einde aan de rij met vrouwen met hun kinderen. Gisteravond hebben we vroeg gegeten. Met reden. A. wilde nog graag in conclaaf met de chief van Jamaita en de mannen van de immigratie- en veiligheidsdienst. We willen vandaag terug naar Jamaita, maar de dragers weigeren voor het bedrag dat de chief heeft voorgesteld, onze bagage te vervoeren. We kunnen geen stap zetten zonder gevolgd te worden. De man met het snorretje luistert alles af. Op vraag van F. hebben we net nog wat ballonnen uitgedeeld. De spion met snor ging er verdorie met een ballon vandoor. Dat was wel het laatste wat ik wilde! Ik liep naar hem toe en in mijn beste Frans zei ik: “Le ballon est pour les enfants!”. Er werd direct door anderen in het Lingala op gereageerd. Ik begreep niet wat ze zeiden. Hij trok zich terug in de pajot bij “zijn gevolg”, hield de ballon nog even vast en gaf deze toen aan een van de kinderen. Ik keek naar Okke, die op een krukje voor onze hut zat en hij gaf een dikke knipoog. Ik ben benieuwd of de publiekelijke afgang van de spion met snor nog gevolgen voor ons heeft…”.  ©  



zondag 6 februari 2011

Op zoek naar diamanten?

Op 28 december 2010 kwamen we aan in Yamaita, na een tocht van 23 km vanuit Hembe beach. De chief van Yamaita moest toestemming geven, voordat we zouden kunnen doorreizen naar het pygmeeënkamp Melanga. A. had dat bij ons bezoek in 2009 aan Ekipe niet gedaan en was daarom aangeklaagd door de overheid. Dat wilden we uiteraard voorkomen. De chief van Yamaita was vooraf geïnformeerd over ons bezoek. Er leek nog niets geregeld. A. was niet zeker van de kwaliteit van het aangeboden drinkwater, dat was de eerste zorg. Met een lap stof werd een toilet gecreëerd achter een van de hutten. We werden met holle ogen aangestaard. Ik voelde me niet welkom. Een meisje van een jaar of 14 (met een baby’tje) van de overkant van het dorp vormde een uitzondering. Ze kwam in de hut naast me zitten en begon mijn been en later mijn haar te strelen. Uit mijn dagboek van 29 december 2010: “We liggen op bed te wachten in onze hut, bewust uit het zicht. We mogen niet vertrekken naar Melanga. De vader van de chief moest nog langskomen om ons te zegenen, maar inmiddels weten we dat dat verhaal niet klopte. De immigratiedienst en de veiligheidsdienst is in het dorp aangekomen en dat voorspelt weinig goeds. Het gepalaver is, onder een grote boom centraal in het dorp, al uren aan de gang. De stoelen worden al naar gelang de stand van de zon steeds weer een paar meter opgeschoven. Alleen mannen nemen deel aan dit beraad. Onze paspoorten en visa zijn weer gecontroleerd en alle gegevens opgeschreven in een beduimeld schriftje. Om het oerwoud in te gaan hadden we nog een extra permissie nodig. Onzin. De discussie werd steeds heftiger. Wat wilden we in Melanga gaan doen? De man van de immigratiedienst vertelde dat hij ook voor de ontwikkeling van de pygmeeën was. Hij werkt bij een organisatie in Kisangani. Het draait echter steeds weer om hetzelfde: geld, anders mogen we niet naar Melanga toe. En wanneer de pygmeeën iets krijgen, willen zij het veelvoudige. Op een bepaald moment ben ik opgestaan en heb ik de mannen toegesproken. “We zijn hier omdat de pygmeeën onze vrienden zijn. We willen kijken hoe de situatie is en of we dan iets voor hen kunnen doen. Door samen te werken kunnen we echt iets betekenen voor de pygmeeën en ik heb de indruk dat ik nu alleen maar word tegengewerkt.” Ik weet niet of het enige indruk maakte. Ik moest vooral niet boos zijn, zeiden ze en een symbolisch bedrag was voldoende. We betaalden 11 USD, maar dat was “uiteraard té symbolisch”. Later bleek dat de functionaris van de immigratiedienst mee onderhandelt over de houtconcessie, maar zonder pygmeeën enige invloed te geven. Na een volgende ronde gepalaver konden we na een dag oponthoud eindelijk naar Melanga vertrekken. We werden vergezeld door de chief en drie functionarissen van de immigratie- en veiligheidsdienst. De ongeveer 40 pygmeeën (9 families) in Melanga waren blij met onze komst. Melanga is vernoemd naar het riviertje in het dal. Pygmeeën vernoemen hun kamp vaak naar water in de buurt. De immigratie- en veiligheidsdienst riep tijdens ons verblijf steeds meer irritatie op, ook bij de pygmeeën. We werden onophoudelijk in het oog gehouden en afgeluisterd. Uit mijn dagboek van 31 december 2010: “Ze volgden ons gisteren zelfs tot bij het riviertje waar we onszelf en onze kleren gingen wassen. Vanmorgen bleek dat de mannen van de veiligheidsdienst bij de rivier hebben geslapen. Ze dachten dat wij daar ’s nachts naar terug zouden gaan om diamanten te zoeken. Je gaat zo’n reis door het oerwoud toch niet maken omdat pygmeeën je vrienden zijn?” ©

zaterdag 5 februari 2011

De macht van hekserij

Pygmeeën worden door de Bantoebevolking en in het bijzonder door de chief/capita als hun eigendom beschouwd. Concreet betekent dit dat we eerst toestemming nodig hebben en een bedrag moeten betalen om de pygmeeën te mogen bezoeken in het oerwoud. Op 13 juli 2005 had ik hiermee mijn eerste ervaring. We waren op weg naar het pygmeeënkamp Loinzi en moesten eerst langs de capita van Yasamola. Uit mijn dagboek: “De capita wilde geld voor ons bezoek aan zijn pygmeeën in Loinzi. Ik merkte aan de reactie van mijn chaperonnes dat het menens was, ook al begreep ik niet wat werd gezegd. Op een gegeven moment ging de capita voor ons staan. De capita spuwde en ik werd gered doordat de hoofdonderwijzer snel reageerde en voor me sprong. Het was de zegening van ons bezoek aan de pygmeeën.” Het bezoek dat ik in 2005 aan Loinzi bracht was de start van een aantal acties om de leefsituatie van de pygmeeën te proberen te verbeteren. De Bantoebevolking is hier niet gelukkig mee. Ze raakt macht kwijt wanneer wij de pygmeeën ondersteunen door (zo nodig) gratis medicijnen te verstrekken, ze van zout en zeep te voorzien en het schoolgeld van kinderen te betalen. In 2008 leidde dit tot de volgende situatie (dagboek van 10 juli 2008).“Het was drie kwartier achterop een fiets over een hobbelig voetpad van Bondamba naar Yasamola. Vanuit Yasamola zouden we het oerwoud in trekken naar Loinzi en Likolo. Bij aankomst maakte de vrouw van de capita direct stampij, want we mochten niet over het land van haar man naar de pygmeeën. Het land is van de staat, zei A. en daarmee was het voor hem afgedaan. We gingen op weg met een drietal dragers met zout, zeep en scheppen. Aan het begin van het oerwoud  werd onze aandacht getrokken door een stok die naast het pad in de grond was gezet. Er stond de volgende tekst op: “De blanken zullen sterven wanneer jullie het oerwoud in gaan”. Het werd ons pas verteld bij terugkomst in Bondamba, 36 uur later. Ik had me wel al afgevraagd waarom zich hierna meerdere mannen met machetes bij ons aansloten. En voor het eten onze handen wassen met limoen en het bestek een keer extra afwassen met “eigen” drinkwater? Men had rekening gehouden met een poging om ons te vergiftigen.” Congo is in de ban van hekserij en vergiftiging. Extreme armoede, het wegvallen van traditionele structuren en obscure sektes spelen hierin een rol. Onterechte beschuldigingen, bedreigingen en de angst voor het daadwerkelijk inzetten van deze middelen verlamt mensen en stagneert ontwikkeling. Niet alleen pygmeeën zijn bang om hun mond te roeren, maar ook menige dorpsbewoner. Wanneer iemand met zijn zuur verdiende geld een fiets koopt kan hij deze alleen hebben bemachtigd door hekserij. In 2008 werd in Bondamba verteld dat ik een gereïncarneerde zuster was. En e-mailen is hekserij van de blanken. Het zijn niet alleen maar dreigementen. Anno 2011 weet ik dat ik het serieus moet nemen.©

woensdag 2 februari 2011

Onderhandelingen over houtconcessie zonder inspraak pygmeeën

In de Mombesa bestaan geen wegen. Van Mombongo naar Hembe beach gaat een enkel pad meestal maar één voetganger breed en over tientallen bruggetjes die geen bruggen genoemd mogen worden. Vanuit Hembe beach gaat een pad richting regio Baenga in de provincie Equateur. Het achterland bestaat uit oerwoud. Bronnen en beekjes, die regelmatig zorgen voor overstromingen. Enorme bomen en meer dan huizenhoge bamboe. Tientallen vlinders in de mooiste kleuren. Het oerwoud is het domein van de pygmeeën. Als eerste bewoners van dit grote gebied mogen ze met recht de eigenaren van het oerwoud worden genoemd. Op 18 juli 2005 maakte ik voor het eerst kennis met buitenlandse houthandel. We kwamen aan wal in Isangi en er kwam direct een witte man naar me toe: “wie bent u?” Hij zag er uit alsof hij een geest zag. Ik zei dat ik met de pater was. “Bent u religieus?” “Nee, we zijn in Bondamba geweest”. Zijn ontzag was van zijn gezicht te lezen. “Een pelgrimstocht!”, en we schoten alle drie in de lach. Het bleek een fransman te zijn die met houthandel en een zagerij zijn geld verdiende in Isangi. Op dit moment wordt onderhandeld met de lokale overheid (“chef de collectivité”) over een houtconcessie voor de gehele Mombesa. Concessies zijn een overblijfsel uit de koloniale tijd. Toen werden ze verstrekt aan westerse regeringen. Ze kregen het privilege om in ruil voor de concessie belasting te heffen en zware arbeid te eisen. Tegenwoordig zijn de eisen die aan de concessiehouder worden gesteld divers: o.a. economische en sociale eisen, herbeplanting. Het hout is een lucratieve handel waar de Congolese overheid na de jarenlange oorlog brood in ziet.
Uit mijn dagboek op 10 januari 2011: “We zijn net aangekomen in Mombongo. Honderd meter verderop vindt met tientallen mensen een vergadering plaats met een Italiaans bedrijf dat onderhandelt over de houtconcessie. Er is een opgewonden stemming. We worden gemaand om bij de hut te blijven en de poort gaat op slot. De voor –en tegenstanders zijn dagenlang, vaak in grote groepen, te voet onderweg geweest. In Bondamba heb ik al een optocht van geagiteerde mensen meegemaakt. Ze hopen dat door de concessie alles anders wordt. De tegenstanders vertellen dat de beloftes van het Italiaans bedrijf niet worden waar gemaakt. Er worden geen scholen gebouwd, geen ziekenhuis en alleen wegen aangelegd daar waar het noodzakelijk is voor het bedrijf. De onderhandelingen worden gevoerd door de “chef de collectivité”, een afvaardiging van het provinciaal parlement en een afvaardiging van elke Bantoestam, maar niet de pygmeeën, de oerbewoners. M’n vrienden uit het pygmeeënkamp Loinzi hebben het aangedurfd om aanwezig te zijn, maar mogen niet meepraten”. Op 11 januari 2011 schrijf ik als volgt: “Het resultaat van de vergadering is dat de houtconcessie inderdaad wordt verleend. Er is een onderhandelingsdelegatie gevormd, weer zonder vertegenwoordiging door pygmeeën. Toen de “chiefs de groupements” van het Italiaans bedrijf voor de bevolking 200 USD kregen (drinkgeld) en de pygmeeën niets, heeft mijn vriend uit Loinzi woedend de vrouwelijk afgevaardigde van het parlement toe gesproken. Zij zei: “hoe durf je zo te reageren. Je behoort tot de chief”. Hij antwoordde: “wij pygmeeën zullen zorgen dat jullie geen stap in ons oerwoud kunnen zetten!”."©