![]() |
Weer een roadblock |
Het is een dag reizen, 325 kilometer, naar Kisangani. Onderweg hebben zeker acht roadblocks van politieagenten en militairen
onze reis nog verder opgehouden. Bij een van de roadblocks werd in de laadruimte van de bus ‘verdacht vlees’ gevonden. Voor mijn gevoel hebben we zeker een uur onder een boom gestaan, voordat ‘de zaak’ naar tevredenheid (financieel) was afgehandeld. De pakketten met ‘verdacht vlees’ zijn daarna ‘gewoon’ weer ingepakt. Bij de volgende roadblock werd weer door militairen gesommeerd de laadruimte open te maken. De bus stroomde direct leeg. De passagiers gingen stevig in discussie met de militairen. De chauffeur reed tot vlak voor de afzetting en verhoogde de druk ook nog wat.

Ik probeer op twee stoelen voorin de bus te gaan liggen, maar raak mijn benen niet kwijt. Mijn voeten leg ik op de hoofdsteun van de bestuurdersstoel. Mijn rechter bilspier protesteert en ik ga weer verzitten. Het raam rechts van mij staat open en ik hang met mijn hoofd zo ver mogelijk naar buiten. Ik krijg geen adem in deze kleine, benauwde en aardedonkere ruimte. Ik weet dat Okke wat rechts van de bus op een wiebelende plank ligt. Ik zie slechts een schim. Ik word misselijk bij de gedachte dat er geen licht meer zal zijn. Hij is daar en dan is het goed, zo prent ik mezelf in. Ik probeer te slapen. Op het dashboard van de bus is het klokje 13 minuten verder, wanneer ik mijn ogen weer open. Nog elf uur. Ik ben blij wanneer de chauffeur even daarna de sleutel uit het contactslot haalt en het klokje ophoudt te bestaan.
Tussen de benen en voeten van andere passagiers door strompel ik, ‘sorry’ fluisterend, de bus uit. Dat kan nu nog, in het licht van mijn hoofdlamp. Ik loop het pad weer omhoog en ga een paar honderd meter verder alleen het oerwoud in.
