Op 28 december 2010 kwamen we aan in Yamaita, na een tocht van 23 km vanuit Hembe beach. De chief van Yamaita moest toestemming geven, voordat we zouden kunnen doorreizen naar het pygmeeënkamp Melanga. A. had dat bij ons bezoek in 2009 aan Ekipe niet gedaan en was daarom aangeklaagd door de overheid. Dat wilden we uiteraard voorkomen. De chief van Yamaita was vooraf geïnformeerd over ons bezoek. Er leek nog niets geregeld. A. was niet zeker van de kwaliteit van het aangeboden drinkwater, dat was de eerste zorg. Met een lap stof werd een toilet gecreëerd achter een van de hutten. We werden met holle ogen aangestaard. Ik voelde me niet welkom. Een meisje van een jaar of 14 (met een baby’tje) van de overkant van het dorp vormde een uitzondering. Ze kwam in de hut naast me zitten en begon mijn been en later mijn haar te strelen. Uit mijn dagboek van 29 december 2010: “We liggen op bed te wachten in onze hut, bewust uit het zicht. We mogen niet vertrekken naar Melanga. De vader van de chief moest nog langskomen om ons te zegenen, maar inmiddels weten we dat dat verhaal niet klopte. De immigratiedienst en de veiligheidsdienst is in het dorp aangekomen en dat voorspelt weinig goeds. Het gepalaver is, onder een grote boom centraal in het dorp, al uren aan de gang. De stoelen worden al naar gelang de stand van de zon steeds weer een paar meter opgeschoven. Alleen mannen nemen deel aan dit beraad. Onze paspoorten en visa zijn weer gecontroleerd en alle gegevens opgeschreven in een beduimeld schriftje. Om het oerwoud in te gaan hadden we nog een extra permissie nodig. Onzin. De discussie werd steeds heftiger. Wat wilden we in Melanga gaan doen? De man van de immigratiedienst vertelde dat hij ook voor de ontwikkeling van de pygmeeën was. Hij werkt bij een organisatie in Kisangani. Het draait echter steeds weer om hetzelfde: geld, anders mogen we niet naar Melanga toe. En wanneer de pygmeeën iets krijgen, willen zij het veelvoudige. Op een bepaald moment ben ik opgestaan en heb ik de mannen toegesproken. “We zijn hier omdat de pygmeeën onze vrienden zijn. We willen kijken hoe de situatie is en of we dan iets voor hen kunnen doen. Door samen te werken kunnen we echt iets betekenen voor de pygmeeën en ik heb de indruk dat ik nu alleen maar word tegengewerkt.” Ik weet niet of het enige indruk maakte. Ik moest vooral niet boos zijn, zeiden ze en een symbolisch bedrag was voldoende. We betaalden 11 USD, maar dat was “uiteraard té symbolisch”. Later bleek dat de functionaris van de immigratiedienst mee onderhandelt over de houtconcessie, maar zonder pygmeeën enige invloed te geven. Na een volgende ronde gepalaver konden we na een dag oponthoud eindelijk naar Melanga vertrekken. We werden vergezeld door de chief en drie functionarissen van de immigratie- en veiligheidsdienst. De ongeveer 40 pygmeeën (9 families) in Melanga waren blij met onze komst. Melanga is vernoemd naar het riviertje in het dal. Pygmeeën vernoemen hun kamp vaak naar water in de buurt. De immigratie- en veiligheidsdienst riep tijdens ons verblijf steeds meer irritatie op, ook bij de pygmeeën. We werden onophoudelijk in het oog gehouden en afgeluisterd. Uit mijn dagboek van 31 december 2010: “Ze volgden ons gisteren zelfs tot bij het riviertje waar we onszelf en onze kleren gingen wassen. Vanmorgen bleek dat de mannen van de veiligheidsdienst bij de rivier hebben geslapen. Ze dachten dat wij daar ’s nachts naar terug zouden gaan om diamanten te zoeken. Je gaat zo’n reis door het oerwoud toch niet maken omdat pygmeeën je vrienden zijn?” ©
Geen opmerkingen:
Een reactie posten