woensdag 18 november 2015

Hoe is dat, reizen in Congo?

Wat in Nederland vanzelfsprekend is, zoals elektriciteit, stromend water, is in het grootste deel van Congo zeer bijzonder. En als er in steden al iets is dat lijkt op een elektriciteitsnet, kun je er donder op zeggen dat het niet functioneert. 

We starten in de hoofdstad Kinshasa. Daar logeren we op de Procure St. Anne van de Witte Paters. Een procure is dat deel van het klooster waar de wereldlijke zaken worden geregeld. De gebruiken laten sterk denken aan het leven in een klooster. In de refter wordt samen gegeten door de paters, broeders en reizigers. Je kunt er overigens heerlijk eten en vooral het fruit uit eigen kloostertuin, is voortreffelijk. Zeker op de terugreis. Ook in Kisangani in het noordoosten, logeren we op een procure. Vanuit die procure wordt de radioverbinding met de posten in het binnenland verzorgd. Er is ook een apotheek, een drukkerij en een enorme kluis. Wanneer je 50 USdollars wisselt in Congolese Francs krijg je zo veel biljetten dat je het in plastic zakken moet meesjouwen...

De procures hebben een generator die een paar uur per dag zorgt voor de stroomvoorziening. Er zijn toiletten en douches, maar er komt geen water uit de kraan. Je krijgt elke dag een emmer koud water om je mee te wassen. Drinkwater vind je in wijnflessen in de refter en kun je meenemen naar je kamer. Goedkoop is het verblijf op de procure zeker niet, maar wel veilig.

Vanuit Kisangani reizen we honderden kilometers het binnenland in. Waarschijnlijk het eerste deel met 'een bus' (ik kan me daar nog geen voorstelling van maken...). Daarna gaat Okke achterop de motor bij André en ik fiets op m'n mountainbike. Onze rugzakken en andere bagage wordt vervoerd door een aantal sterke jongens, ook op de fiets. We gaan van dorp naar dorp; van pygmeeënkamp naar pygmeeënkamp. Daar waar rijden nog mogelijk is, doen we dat op de motor en op de mountainbike. De pygmeeënkampen zijn diep in het oerwoud en dan is lopen de enige optie. Dat betekent omgaan met dat wat letterlijk op je pad komt: door beken waden en klauteren over boomstammen. 


We overnachten in het dorp of het kamp en soms blijven we een paar dagen op één plek. In elk dorp of kamp is er wel een gezin dat (een deel van) z'n hut vrij maakt. Het laat me denken aan de 'zomergasten' waar ik thuis mee ben opgegroeid. Ook wij verhuisden naar een andere kamer wanneer we 'gasten' hadden.  


De hut is van leem en bestaat uit een of meerdere ruimtes, afgescheiden door doeken of deuren. Het dak is van riet met bladeren. Het is er vaak donker. De openingen zijn klein en worden afgesloten met hout of ander materiaal. De gezinnen slapen niet op de grond (i.v.m. slangen e.d.) maar op een bed van hout/bamboe, met daarop een rieten matje. Alles wordt zo veel mogelijk van de grond bewaard, soms in hangende kastjes van bamboe en riet. Meestal is er geen muskietennet, dat hebben wij wel bij ons.
Het 'toilet' en de 'douche' zijn vaak achter de hut te vinden, afgeschermd met grote bladeren. 
Het toilet is een gat in de grond dat met een blad of plank wordt afgedekt. Dat afdekken is uitermate belangrijk, omdat ziektes zich anders snel verspreiden. In het gat kijken is af te raden... Grote en bijzondere insecten zijn heel actief rond het gat in de grond. Er is geen wc papier.

De douche is een emmer koud water uit de rivier of uit de bron van het dorp of het kamp. Die emmer water is met veel kunst en vliegwerk, soms van kilometers ver, naar je toe gebracht. Daar gaan we dus zuinig mee om. Dat geldt ook voor het drinkwater. We hebben gefilterd drinkwater bij ons, maar wanneer de reis te lang duurt, vertrouwen we voor schoon drinkwater op de kennis van de pygmeeën, die weten exact welke bronnen ons niet ziek maken. Voor het geval we toch twijfelen, kunnen we met een paar druppels Hadex, de laatste ziektekiemen verwijderen. 

Koken gebeurt buiten de hut en vaak is er een gezamenlijke kookplaats van meerdere families. Het vuur brandt de hele dag. Het is een uitdaging om een maaltijd klaar te maken. Op een houtvuur gaat het langzaam en het eten moet lang koken, ook omdat we risico's willen vermijden. Voordat het dier de pan in kan, moet het ook nog worden geslacht. We eten wat er is en vaak vis en kip. 

Van de pygmeeën krijgen we ook andere dieren, zoals gordeldier, grote 'ratten', krokodil, apen en vleermuizen. Apen en vleermuizen eten we niet, met name omdat deze Ebola kunnen overbrengen op de mens. We eten bijna elke dag pondu, de bladeren van de cassavaplant (maniok). De oerwoudbewoners eten ook veel cassavawortels, in strengen van bananenbladeren en larven (eiwitrijk). Delen van de cassava zijn overigens giftig en de oerwoudbewoners volgen daarom een bijzondere bereidingswijze. Het vlees en de vis worden vaak gerookt, zodat het lang houdbaar is. Onze lijven kunnen daar niet tegen... 

Hoe verder we het binnenland in trekken, hoe primitiever de omstandigheden zijn. We worden met de dag inventiever en proberen de 'risico's van het dagelijks leven' te beperken. Op m'n eerste reis in 1999 kreeg ik van pater Raph de eerste lessen: iedere morgen eerst de schoenen  omkeren en dat geldt ook voor de zakken van je broek. Er kan een slang, spin of ander dier 's nachts een warme plek in hebben gevonden... De spinnen zijn er overigens enorm groot, maar ook dat went. Het muskietennet wordt 's avonds zeer zorgvuldig dicht gemaakt en dat is zeker niet alleen voor de muskieten...

Het is een voorrecht om voor de hut te gaan zitten en het dagelijks leven zijn gang te zien gaan. Hoe ouders omgaan met kinderen en met elkaar en kinderen spelen 'met niks'. Ik begrijp de cultuur en gebruiken van de oerwoudbewoners vaak niet. Zwarte magie en hekserij zijn voor ons wellicht het grootste gevaar in het oerwoud. Hoe ik ook m'n best doe om m'n oordeel uit te stellen, soms zijn onze werelden te verschillend. Dat vind ik frustrerend, omdat ik het echt wil leren begrijpen. En ik weet dat het oordeel, oprechte nieuwsgierigheid en het stellen van de vraag in de weg staat. Het is echter een enorm voorrecht dat de bewoners van het oerwoud ons, zo dichtbij, hun wereld laten ervaren en me elke dag, elk uur weer uitdagen om m'n grenzen te verleggen, in gedachtes of in doen. 

zondag 8 november 2015

Reizen in Congo, is dat niet gevaarlijk?

In de overgang van 2010 naar 2011 waren mijn man en ik voor het laatst in Congo. Tussendoor bezochten we André Babusia in Italië, Rome om precies te zijn, waar hij op krachten kwam van zijn werk in het oerwoud van Congo. Vorig jaar wilden we graag al naar Congo reizen, maar door de grootschalige Ebola epidemie, in vooral andere landen dan Congo, moesten we er voor kiezen om niet af te reizen. Maar nu is het eindelijk zo ver! De tickets zijn gekocht; de visa staan in onze paspoorten. Op 19 december vertrekken we voor vier weken naar Congo.

Ik krijg regelmatig de vraag: is dat niet gevaarlijk? Ik reis er voor de zevende keer naar toe. Maar desalniettemin. Ook dan is het goed om stil te staan bij de feiten. Congo (DRC) staat op plaats 8 van de gevaarlijkste landen ter wereld.


Buitenlandse zaken geeft in haar reisadvies voor het gebied waar wij naar toe reizen aan: 'alleen noodzakelijke reizen'. 

Het is in Congo de laatste tijd relatief rustig, maar de ervaring leert dat dat van het ene op het andere moment kan omslaan. De verkiezingen die in 2016 gaan plaatsvinden zijn een factor die tot extra onrust kunnen leiden. Het leger en de politie zijn niet te vertrouwen en in het binnenland wordt nog steeds geloofd in kwade geesten en hekserij.

Eerder reisden we vanuit  Kisangani per prauw naar het westen over de Congorivier, richting Isangi, Lokutu en Mombongo. En van daaruit naar de pygmeeën in het oerwoud. Dit gebied wordt  Mombesa genoemd. André Babusia e-mailde dat de Mombesa door de overheid als gevaarlijk wordt beschouwd en we van de overheid geen toestemming krijgen om het gebied te betreden. Deze reis gaan we naar het noorden. Met een bus naar Buta en van daaruit per motor en mountainbike via Kumu, Sombo en Barisi, in de richting van de grens met de Centraal Afrikaanse Republiek. De Centraal Afrikaanse Republiek staat op plaats 5 van de gevaarlijkste landen ter wereld en de grens oversteken richting Congo is een koud kunstje. 

De gezondheidszorg is slecht in Congo. Er zijn hele gebieden waar geen arts te vinden is en medicatie is onvoldoende aanwezig. Een voor onze begrippen simpele ziekte kan in Congo fataal zijn.

Waarom neem je deze risico's?, wordt me soms als vraag gesteld. Ik kan het niet uitleggen..., of beter gezegd, ik kan het wel uitleggen, maar dan zijn feiten minder aan de orde. Ik heb een belofte gedaan in 2005: 'André, ik ga je helpen'. En dat is wat ik met Bondeko en al haar vrienden/donateurs probeer. Daarnaast weet ik en heb ik ervaren, dat ik een aantal risico's iets naar mijn hand kan zetten. Het belangrijkste is dat we samen met André reizen. Hij spreekt de diverse inlandse talen; kent heel veel mensen en de gebruiken. Mijn man en ik zijn samen en ook dat is heel belangrijk. We zorgen er voor dat we mentaal en fysiek fit zijn en zo goed mogelijk voorbereid op wat op ons pad komt of kan komen. Daarnaast zijn vele praktische zaken belangrijk in de voorbereiding. Onze paklijst is minutieus samengesteld. Wat nemen we zoal mee: contant geld (er is geen pinautomaat); GPS; hadex om water te desinfecteren; allerlei kleine materialen, zoals kaars, touw, kompas, elastiek, powertape; licht/oplader op zonnecollectoren; zak- en hoofdlampen; waterflessen; muskietennet; medicijnen die nodig zijn of van pas kunnen komen en niet te vergeten: desinfecterende zeep. 

Alle voorbereidingen ten spijt, de ervaring heeft ook geleerd dat het ter plekke aankomt op het hebben van de tegenwoordigheid van geest; scherp blijven, wat er ook gebeurt...