maandag 31 december 2012

Hoop


De regering van Congo (DRC) is sinds 9 december in bespreking met de M23 rebellen die bestaan uit honderden gedeserteerde soldaten uit het Congolese leger. M23 was van 20 november tot 1 december heer en meester in Goma (Oost-Congo), op ruim 800 km van Kisangani. De beelden van de lijken in de straten van Goma met daar langs rijdende blauwhelmen gingen toen even de hele wereld over. Het geweld, de onveiligheid en de onrust die ook nu nog voortduren hebben een grote vluchtelingenstroom op gang gebracht. Voor 90.000 mensen is op dit moment noodhulp (voedsel, medicijnen, tenten) nodig.
Sinds 26 november jl. heb ik geen contact meer gehad met André Babusia. Hij was voor een vergadering in Nairobi en zou op 6 december weer naar Kisangani in Noordoost Congo reizen. In zijn laatste e-mail schrijft hij: “I'm afraid we are entering in a period of troubles”. Begin november had hij in een e-mail ook al aangegeven dat de situatie in Kisangani gevaarlijk werd: “There are many infiltrations of rebels even in Kisangani. For example, last week, they found near our congregation land, a dead man. Killed somewhere else and they brought his body there. There are many cases of kidnapping people, even priests who are speaking loudly. By chance I am not a parish priest; with my tongue, I could not escape kidnapping. Really, the insecurity is in the air”. Ik weet niet waarom André niet reageert op mijn pogingen hem te bereiken (e-mail, sms). Wellicht is er weer geen elektriciteit in Kisangani en heeft hij geen geld om zijn telefoon op te laden? Of?
In mijn angstigste dromen denk ik terug aan de tijd die de Grote Afrikaanse Wereldoorlog wordt genoemd. De oorlog begon in augustus 1998. In 1999 was ik in noordoost Congo. Ik mocht Jan Bos vergezellen op zijn afscheidsreis naar Lokutu en we hadden zo’n vier weken doorgebracht in oorlogsgebied. Het heeft  een diepe indruk gemaakt: kindsoldaten met geweren die ze bijna niet konden tillen met zakjes water aan hun mond en een holle gedrogeerde blik. Hongerige kinderen bedelend om wat te eten, armoede die je kan ruiken  en overal soldaten en roadblocks. Op deze reis ontmoette ik André voor het eerst. Een week voor de inname van Kisangani sliepen we nog in de procure in Kisangani en werd ik uit mijn slaap gehouden door geweervuur. In 2003 was ik in de hoofdstad Kinshasa op het moment dat het eerste nieuwe parlement werd beëdigd. Het ‘officiële einde’ van de oorlog, die echter nooit ophield in het oosten. Er bleven allerlei groepen rebellen actief en over de rol van de buurlanden werd veel gezegd en geschreven. Het geweld en de verkrachtingen gingen door. De ontwikkelingen in Congo halen meestal niet meer de voorpagina’s in Nederland. Het lijkt geen nieuws meer en we lijken afgestompt en lamgeslagen. De aaneenschakeling van ellende in dit land lijkt niet op te kunnen houden, omdat de belangen te groot zijn. Wie springt er over zijn eigen schaduw?
Ik denk ook aan de momenten dat groepjes mensen (Bantoes en pygmeeën) in het werkgebied van Bondeko me vertelden dat ze samen wilden bouwen aan een toekomst voor hun kinderen. Zij stapten over hun eigen belangen ten faveure van het collectief: het dorp, het kamp. Het begon met wilskracht en overtuiging van een enkeling. Het werden daden van velen: stenen maken, zand verzamelen en samen bouwen, leren lezen en schrijven en als vrouw je zelf genaaide kleren verkopen. Je rechten kennen en je niet zo maar aan de kant laten zetten als pygmee. Het zijn kleine stappen maar ze hebben een grote impact. Het gaat verder, dieper dan materiële vooruitgang. Deze mensen zullen zich deze zelf ontwikkelde eigenwaarde, het gevoel van ‘kunnen ontstijgen aan’, ondanks geweld en onveiligheid, niet laten afnemen. Er is hoop!