zondag 23 oktober 2011

Matabisch


Afgelopen week zag ik min of meer toevallig een Tv-programma over Rusland. De verslaggever interviewde in Rusland een Nederlandse caféhouder over corruptie. In het gesprek werd Congo genoemd (DRC) als het land dat nog corrupter is dan Rusland. Van de 178 landen staat Congo in 2010 op plaats 164 in de Corruption Perceptions Index (CPI). CPI indicator komt tot stand door het combineren van diverse bronnen en informatie en meet de perceptie van corruptie in zowel de publieke als private sector (http://www.transparency.org). Ter vergelijking: Rusland staat op plaats 154; Nederland op plaats 7. De CPI voor Congo schommelt de afgelopen jaren rond de 1,9. Er lijkt op dit vlak in Congo niets verbeterd te zijn.
Toen ik in 1999 voor het eerst voet zette op Congolese  bodem was het land nog in oorlog. Soldaten uit Congo, Rwanda, Oeganda en rebellengroepen, waaronder de Mai Mai, maakten het land onveilig. In 1997 was Mobutu na tientallen jaren het land te hebben leeggeroofd eindelijk verdreven. De bevolking had zwaar te lijden gehad onder zijn regime. Door een jaarlijkse inflatie van meer dan 300% was één keer per dag eten een luxe geworden. De overheid betaalde geen of onregelmatig salaris aan soldaten, leraren en artsen. Corruptie tiert welig in een land waar de overgrote meerderheid van de bevolking denkt niets meer te kunnen verliezen en een handvol zich buitensporig verrijkt. We kwamen in 1999, 2005 en 2008 in Congo niet verder dan de luchthaven Kisangani, zonder dat ambtenaren ons in het immigratiekantoor (of wat daarvoor door moest gaan) geld hadden proberen af te troggelen. Als bijen die op de honing afkomen: immigratiedienst, controleurs van de controleurs, soldaten en familie van de vrienden van…. etc. Een ieder vond dat hij wat voor ons had gedaan en daar een beloning (matabisch) voor moest krijgen. Ik heb ervaren dat het beter gaat met de corruptie in Congo. In 2009 en 2010 lukte het ons zonder matabisch te betalen het land binnen te komen en weer naar huis te mogen.  De ambtenaren worden nu wel betaald en overheidsdienaren kunnen niet meer ongestraft in het openbaar geld aannemen.  In elk geval niet op een plek waar zo velen passeren. De matabisch  is echter diep geworteld in de hele samenleving. In het oerwoud (Mombesa)  lijkt weinig veranderd.
Uit mijn dagboek (7 januari 2011): “De generator bromt al een tijdje. We zijn vandaag “thuis” gekomen in Bondamba. Over de 37 km hier naar toe hebben we 2,5 uur gedaan. Het eerste oponthoud ontstond toen we een riviertje over moesten steken. De rivier is de grens tussen de ene en de andere clan.  Een zevental jongens van een jaar of 16 had met bamboe een brug afgesloten. We stonden al op de brug  en konden alleen maar achteruit de gammele brug weer af. Het was verre van plezierig . André werd gesommeerd te betalen, anders mochten we het gebied niet verlaten.  Hij zei: “Al moeten we hier blijven slapen, ik betaal niet! Je moet je schamen. Onze bezoekers helpen jullie met de bouw van jullie alfabetiseringscentrum!” Op dat moment kwam Antoine aanlopen. Hij heeft in de clan een belangrijke positie en het lukte hem de jongens te overreden. Ik weet niet wat dat heeft gekost…  Janot en François, onze helpers, waren voor ons vertrokken en hadden al moeten betalen, want ze hadden op hun fiets “bagage van de witten”.
Ik begrijp het, maar voel ook onmacht, intense triestheid en soms ook boosheid in dergelijke situaties. Er moet nog zoveel werk verzet worden, voordat minimaal de meerderheid van de bevolking een perspectief ziet en dit kan en wil waarmaken. Daar kunnen wij bij helpen.